Press "Enter" to skip to content

strafprocesrecht

Samenvatting en uitleg Inleiding strafprocesrecht

Inleiding formeel strafrecht
Het strafproces heeft als voornaamste functie: het materiële strafrecht te verwezenlijken.
Het heeft een zelfstandige betekenis:
• het hele optreden van de justitiële organen, vooral door toepassing dwangmiddelen, vindt in het strafprocesrecht zijn basis en begrenzing.
• Het brengt het materiële strafrecht selectief tot leven.
Accusatoire procesvorm (civiel proces):
In beginsel gelijke partijen, eiser en gedaagde vechten hun conflict uit voor een rechter Inquisitoire procesvorm:
Justitie is actief op zoek naar de waarheid (met ingrijpen van de rechter).
De gedaagde is dan meer voorwerp van onderzoek dan procespartij. In Nederland overheerst een gemengde vorm.
Een zaak wordt aanhangig gemaakt ter terechtzitting door het uitbrengen van een dagvaarding.
Het OM bepaalt of dit gebeurt. Krachtens het opportuniteitsbeginsel kan de OvJ de zaak seponeren.
Belangrijkste bestanddeel van de dagvaarding is de tenlastelegging.
Beginselen
Wat strafbaar gesteld wordt, beslist de wetgever.
Het gedragsvoorschrift vloeit voort uit de moraal en of het positieve recht zelf.
Subsidiariteitsbeginsel: het strafrecht behoort een ultimum remedium (= laatste redmiddel) te zijn.
Vrijheid in het strafrecht:
• in de verdragstheorieën
• het legaliteitsbeginsel dient de rechtszekerheid en daarmee de vrijheid van het individu.
• Vrijheidsbescherming (art. 15 GW en 5 EVRM), geen vrijheidsontneming zonder rechtelijk bevel
• Recht op een behoorlijk procesgang
• Onschuldig tot het tegendeel bewezen is
• Ne bis in idem beginsel: niemand kan andermaal worden vervolgd voor een door de rechter beslist feit.
Gelijkheid in het strafrecht:
• Schuldkarakter van het strafrecht: geen straf zonder schuld
• Ook als men niet van klassenjustitie wil spreken moet men toch erkennen dat het strafrecht zijn clientèle vooral uit de sociaal zwakste groepen en uit de jongeren betrekt.

Strafrechtelijke regels
In de hedendaagse criminologie worden in het algemeen de volgende drie vragen centraal gesteld:
1. Hoe komen (strafrechtelijke) regels tot stand?
2. Hoe komen mensen ertoe (strafrecht) regels te overtreden?
3. Op wat voor n manier wordt er gereageerd op dergelijke overtredingen?
Strafrechtelijke regelgeving
Het lijkt nodig in onze samenleving te zoeken naar verklaringen voor de behoefte onwenselijk gedrag te definiëren.
Theorieën over oorzaken van afwijkend gedrag
Chapman (1968) is van mening dat mensen in de samenleving zgn. stereotypen van delinquenten in het leven roepen.
Dit heeft als doel onderscheid tussen goede en slechte burgers aan te brengen. De eigen identiteit wordt bevestigd.
Deviantie = alle gedragingen die afwijken van geldend normenstelsel in onze samenleving (vb. het beroven van oude dames,luidruchtige boerin in een restaurant etc.).
Durkeim (1885-1917) zegt dat crimineel gedrag en het bestraffen ervan een duidelijke functie in de samenleving heeft:door het bestraffen van deviant gedrag worden de regels in de samenleving duidelijk. Criminaliteit is dus functioneel en nuttig.
Sutherland (1950) merkte op dat bij zaken waar heel veel publiciteit gegeven was, de wetgeving vaker aangepast/veranderd was. Dit om burgers tevreden te stellen. (is een behoefte blijkbaar)
Chambliss (1964) legde een verband tussen krapte op de arbeidsmarkt (gevolg van gigantische epidemie) en het ontstaan van regels als een verbod op landloperij: als er teveel werk is moeten klaplopers werken (onder dwang).
Volgens de labellingsbenadering wordt iemand pas deviant als hij zo gezien wordt door zijn omgeving.

Het etiket ‘crimineel’
De criminaliteit of de crimineel bestaat niet. Het is nl. onwaarschijnlijk dat een crimineel zich tot alle kenmerken van criminaliteit vergrijpt. (hij is niet en milieuvervuiler, moordenaar en dief etc.)
Het criminele individu
Lombraso kwam tot de conclusie dat crimineel gedrag een erfelijke aangelegenheid is en dat criminelen te herkennen zijn aan hun zgn. atavisme primitieve uiterlijk.,br> Twee benaderingswijzen vloeien hieruit voort:
1. een groep die zich richt op lichamelijke constitutie
2. een groep die zich richt op psychische gesteldheid.
Lombraso (groep 1) zocht oorzaken van crimineel gedrag; bijv.: biologische inferioriteit, een extra Y-chromosoom of een afwijking van het hormonale evenwicht.,br> Psychische onderzoekers (groep 2) kijken of criminelen neurotischer zijn dan niet criminelen (is niet zo).

Criminaliteit vanwege de omgeving
Aandacht werd gericht op interactie tussen individu en omgeving. Anomie = normloosheid
Het verschil tussen mensen die rijk/succesvol/gelukkig zijn en de mensen die dat niet zijn leidt tot anomie.
Roltheorie = iedereen neemt verschillende rollen aan (kind,vriend,moeder) bij criminelen wordt bijv. stoerheid vaak beloont en daarom nemen zij deze rol aan.
Primaire deviantie = voorfase,onschuldige overtredinkjes
Secundaire deviantie = het moment dat overtredingen wel tot strafrechtelijke reactie leiden.
Betrokkene wordt als delinquent beschouwd en behandeld.
Theorie van differentiële associatie = crimineel gedrag wordt geleerd net als andere gedrag en delinquenten zijn meer in aanraking geweest met crimineel – stimulerende normen, dan met normen die dat tegengaan.
Factoren zijn hierbij van belang: de frequentie, de duur en de intensiteit van het contact met criminele gedragspatronen.

Mission News Theme by Compete Themes.